woensdag 12 december 2007

De toekomst is al begonnen

Stel je voor dit kerkgebouw was de hele wereld. Dan zouden we allemaal eigenlijk min of meer in de rij staan voor de uitgang. Maar, we zouden niet weten wat er na de uitgang komt. Want er is nog nooit iemand geweest, die door de uitgang naar buiten is gegaan en terug is gekomen.

Dit kerkgebouw is de wereld en we glibberen naar de uitgang. Sommige mensen staan best stevig en hebben het eigenlijk best goed naar hun zin. De uitgang is nog ver weg, je kunt hem niet eens zien. Anderen glijden opeens uit en zijn weg.

Wat zou er buiten zijn? Is er wel een buiten? Misschien is er wel helemaal niets na de uitgang. Er zijn mensen, die hebben hun oor tegen de muur aangelegd. Ze zeggen, dat ze stemmen horen daar buiten. Anderen zeggen dat het daar buiten pas echt begint. Weer anderen zeggen, dat je wanneer je naar buiten gaat, je weer terugkomt, maar dan als lampje aan het plafond.

Maar wie kun je vertrouwen? Niemand van ons nog ooit buiten geweest. Wie kan je nu echt vertrouwen op wat hier buiten is en of er een buiten is. Want hoe slim mensen ook zijn, hoe sterk hun redeneringen ook zijn. Ze zijn niet buiten geweest.

Maar nu is er iemand van wie we weten, dat hij door de uitgang naar buiten is gegaan. Sterker nog: hij is met geweld naar buiten geduwd. Er is iemand die naar buiten is gegaan maar na drie dagen is hij hier, weer binnen in dit gebouw verschenen.

Hij zegt dat hij door de uitgang naar buiten is gegaan. En we kunnen het niet ontkennen. We zien de sporen aan zijn lichaam. En nu is hij weer opnieuw hier. Hij is hier binnen. Je pakt hem beet en je voelt hij is zo echt. En hij eet en hij drinkt. Hij is echt terug binnen.

Stel hij zou zeggen: “Wanneer je op mij vertrouwt, hoef je niet bang te zijn voor wat er na de uitgang gebeurt, want ik breng je terug naar binnen op een dag en dan maak ik hier alles nieuw.”

Het zou kunnen, dat hij bluft. Zelfs wanneer je niet ontkent, dat hij door de uitgang is gegaan en nu weer hier is. Het is maar afwachten of hij dat kunstje ook voor jou kan. Maar, aan de andere kant, hij heeft meer recht van spreken dan al die mensen binnen met hun theorietjes die zelf nooit buiten zijn geweest.

Stel diegene zou zeggen: “Wanneer je op mij vertrouwt, hoef je niet bang te zijn voor wat er na de uitgang gebeurt. Ik breng je op een dag je terug naar binnen.”

Misschien denk je, wat hem is overkomen is als een donderslag bij heldere hemel, volkomen onverwacht. Dat je je overvallen voelt is niet zo gek – want wie verwacht nu dat er echt iemand terug naar binnen komt – maar dan zegt hij: “Wat er met mij gebeurd is, is niet iets onverwachts. Dit past precies bij allerlei andere dingen die hier binnen al gebeurd zijn. En het past ook precies bij allerlei dingen die van te voren al gezegd zijn.” Als dat echt zo is, dan is het dus en geen incident en is de kans dat -ie bluft dat -ie het voor jou kan doen ook een stuk kleiner.

Dit is de toekomstverwachting van de bijbel:“Wanneer je op mij vertrouwt, hoef je niet bang te zijn voor wat er na de uitgang gebeurt, want ik kom terug, maak alle dingen nieuw en ik breng ook jou terug.”

Verder met de geenonbekendegod hyve?

Kerk is samen groeien als geinspireerde en kleurrijke volgelingen van Jezus.

Op http://geenonbekendegod.hyves.nl heb ik met een aantal mensen Marcus gelezen om te ontdekken wie Jezus is. Dat is nu bijna afgerond. Maar waarom gaan we niet gewoon verder? Dit is mijn voorstel:
Start 1 januari
4-5 hoofdstukken per week
Per hoofdstuk een bericht en reacties.
Kortom een SMART goed voornemen voor 2008.

Ik stel voor Matteus of Lukas te lezen. We weten nu hoe Marcus in elkaar zit en een vergelijking met Matteus of Lukas levert veel op; overeenkomsten en verschillen vallen je nu beter op. Jezus beter leren kennen is altijd goed en op deze manier spannend en ontdekkend, dus een evangelie kiezen ligt voor de hand. En Lukas zou een opstapje kunnen betekenen naar Handelingen als vervolg...

Met 10 lezers gaan we van start. Op http://geenonbekendegod.hyves.nl staat een poll, die de doorslag gaat geven. Dus stem daar! En, ben je nog geen lid van deze hyve, geef je dan op.

donderdag 6 december 2007

Ben jij ook zo'n zielig lammetje?


Er zat al een brok in de keel bij Simon de Farizeeër, nadat Jezus het verhaal van het verloren schaap had verteld. Hij zag het helemaal voor zich. Dat arme lammetje.

Het was zo’n mooie dag. De zon scheen en er waren van die mooi witte schapenwolken aan de hemel. Het gras was zo mooi groen. Toen Poekie zijn buikje bijna vol had, zag hij opeens dat lieve vlindertjes. Wat had het mooie kleuren. Poekie ging kijken. Hij kwam met zijn snuitje heel dicht bij. Hups, daar vloog het vlindertje weg. Poekie huppelde er achterna. Weer heel dicht bij met zijn snuitje. Weer vloog de vlinder weg. Wat een leuk spelletje. En zo ging het door. Toen vloog het vlindertje opeens weg, helemaal naar boven.

Poekie keek om zich heen. Hij schrok. Waar was zijn moeder? Waar waren alle andere schapen? Hij was helemaal alleen. Ongemerkt was hij weggeraakt van de kudde.

Poekie blaatte zo hard als hij kon, maar hij hoorde geen enkel ander schaap.

Inmiddels begon het donker te worden en in het Midden Oosten gaat dat veel sneller donker dan bij ons. Nu begon Poekie bang te worden. Poekie begon te rennen. Eerst kwam hij met zijn vachtje vast te zitten in de doornstruiken. Wild rukte hij zich los. Hij zette het opnieuw op een lopen en toen... Toen struikelde hij, viel in een gat en brak zijn linker voorpootje.

Daar lag -ie. Helemaal alleen. Straks zou het helemaal donker worden. Misschien zouden er straks wel wilde dieren komen. Poekie begon zachtjes te huilen.

Simon de Farizeeër had een brok in zijn keel. Hij zag het helemaal voor zich. Dat arme lammetje. Hij dacht: “Ik lijk zelf ook wel op dat arme lammetje dat de weg kwijt is geraakt doordat hij zo’n lief vlindertje achterna liep.”

Even later hield Simon het niet meer droog: hij had net zo'n slechte jeugd gehad als de verloren zoon. Wat herkende Simon zich goed in deze verhalen van Jezus!

zaterdag 10 november 2007

De jeugd is niet de toekomst van de kerk

De jeugd is niet de toekomst van de kerk. Onzin. De jeugd is de kerk. We zeggen toch ook niet dat ouderen het verleden van de kerk zijn.

Als jeugd de kerk is, is het belangrijk dat zij participatiemogelijkheden krijgen en verantwoordelijkheid. Dat werkt natuurlijk twee kanten op, richting het "establishment" maar ook richting de jongeren zelf. Vraag verantwoordelijkheid, neem verantwoordelijkheid.

Kerk als klaslokaal

Op de een of andere manier hebben we de kerk veranderd in een klaslokaal.
Alleen wel een bijzonder klaslokaal. Je krijgt je leven lang theorieles maar hoeft nooit praktijkexamen te doen. Iedereen kiest dus daarom zijn favoriete klaslokaal; met de meeste vriendjes of vriendinnetjes. Of je kiest samen je favoriete leraar; degene met de leukste grapjes, de spannendste toespraken of de kortste les, of wat dan ook. Leraren doen daarom hun best om leerlingen tevreden te houden of andere leerlingen voor zich te winnen. Wie weet verandert je klaslokaal wel in een collegezaal? Zijn het trouwens wel leerlingen? Nee, het zijn natuurlijk cliënten. Het hoogste ideaal in het klaslokaal is de leraar. En dat is dan ook het hoogste wat je op een kring kunt bereiken: jij bereidt de bijbelstudie voor, jij doet ook leraar.
Tegenwoordig verandert het klaslokaal steeds meer in collegezaal en vervolgens in een podium inclusief performance, maar dat is een variatie op een thema met dezelfde inherente problemen.

Paulus zegt: "Wanneer jullie samen komen, dan heeft iedereen wat." Nu heeft iedereen idd wel wat in de kerk en soms lijkt het een pre als je meer problemen hebt dan de ander, maar dat is niet wat Paulus bedoelt. Iedereen heeft wat. Dus niet alleen de spreker en de zangleider hebben wat. Nee, iedereen. Iedereen is gedoopt door dezelfde Geest. Iedereen heeft gaven en iedereen is toegewijd. Geen cliënten maar delen van het lichaam. Hoe kunnen gaven functioneren in een samenkomst waar maar twee mensen iets hebben?

Ik ontdek steeds meer, dat de vorm die de kerk in de eerste eeuwen had meer was dan alleen vorm, ze helpen ook om het lichaam van Christus echt inhoud te geven.

donderdag 4 oktober 2007

Kerstwens

Een beetje vroeg misschien maar deze Franciscaanse kerstwens houdt het wel tot de feestdagen.

May God bless you with discomfort...
at easy answers, hard hearts,
half-truths ,and superficial relationships.
May God bless you so that you may live
from deep within your heart
where God’s Spirit dwells.

May God bless you with anger...
at injustice, oppression,
and exploitation of people.
May God bless you so that you may
work for justice, freedom, and peace.

May God bless you with tears...
to shed for those who suffer from pain,
rejection, starvation and war.
May God bless you so that you
may reach out your hand
to comfort them and turn their pain into joy.

And may God bless you with
enough foolishness
to believe that you can make a difference
in this world, in your neighborhood,
so that you will courageously try
what you don't think you can do, but,
in Jesus Christ you'll have all the strength necessary.

May God bless you to fearlessly
speak out about injustice,
unjust laws, corrupt politicians,
unjust and cruel treatment of prisoners,
and senseless wars,
genocides, starvations, and poverty that is so pervasive.

May God bless you that you remember
we are all called to continue God’s redemptive work of love and healing
in God’s place, in and through God’s name,
in God’s Spirit, continually creating
and breathing new life and grace
into everything and everyone we touch.

woensdag 3 oktober 2007

Visie of durf

De laatste houdt me iets bezig wat met visie te maken heeft. We focussen erg op visie, denk ook aan de uitspraak van Covey beginnen met het einddoel voor ogen. De laatste weken twijfel ik.

Had Mozes een visie? Hij was zelf nooit in "het Beloofde Land" geweest. Hij heeft het maar 1 keer gezien, veertig jaar na de bevrijding, en zelfs toen kon (mocht?) hij niet aan zijn volk vertellen hoe het er uitzag. Hij wist wat hij moest doen, kende de richting, maar de droom lag achter de horizon verborgen. Hij ging wel en deed het goede.

De Fellowship bij LotR heeft ook zo'n beperkte blik; de ring moet vernietigd worden. Maar wat erna gaat gebeuren? Zelfs hoe ze de ring gaan vernietigen is een groot vraagteken. In Rivendel weten ze maar drie dingen: de ring moet vernietigd worden, wij negenen moeten dat doen, stap 1 is op weg gaan.

Ik zou ook Paulus en zijn reizen als voorbeeld kunnen nemen. We kunnen achteraf zijn strategie analyseren (grote steden, enz, zie de classic van Allen), maar zat dat er vooraf in?

Je kunt focussen op het verblijf van Nehemia in Jeruzalem, maar gaat het niet veelmeer om zijn besluit om te reizen en de reis zelf?

Zit in visie soms ook niet angst opgesloten of controlezucht, terwijl die controle ergens anders hoort, of verlangen naar onafhankelijkheid? Is dit misschien de tijd voor de kerk om op een andere manier te handelen; zoals Mozes, the Fellowship van LotR en Paulus? En wat betekent dat dan?

donderdag 27 september 2007

Kerk als lemmingen



Mijn grote angst zijn lemmingen. Kerk als lemmingen. Gezellig onderweg. Lekker tegen elkaar wrijven met elkaars bontvachtjes. Goedgezind op reis. “Ben jij er ook al bij.” Eensgezind en gelijkgestemd op reis. En: “Oh, wat lijken we lekker op elkaar. En wat zijn we met veel.” Lemmingen zijn ook onder weg. Ze zijn soms ook met ontelbaar veel. Ze zetten soms ook door. Maar het blijven knaagdieren. Ze maken alles kapot onderweg. En uiteindelijk... Wel, je weet hoe het met lemmingen afloopt.

Jezus stuurt ons niet op weg naar onze tweelingbroer – op een uitzondering nagelaten. Jezus stuurt ons op weg naar de ander. En die ander is echt anders. Een keer een ander ontmoeten is leuk. Twee keer ook nog. Je leven lang optrekken met mensen die anders zijn en anders blijven. Dan moet Jezus wel zo groot zijn, zo´n impact hebben. Maar, dat heeft hij toch.

Missionair zijn is niet op zoek zijn naar gelijkgezinden. Missionair zijn is op zoek gaan naar de ander. Je verdiepen in de ander. Uitgaan naar de ander. De ander liefhebben. Zo kan missionair zijn al heel dicht bij huis beginnen. Al hier in dit huis. De Heer zendt ons om elkaar lief te hebben. Dat betekent samen onderweg.

Geen bezinning, gewoon aan de slag

Is het de leeftijd? Misschien krijg je dan idd wat meer haast. Moest er in de GKV eerst eindeloos bezonnen en vergaderd worden, nu krijgen sommige mensen haast.

Ik was aangenaam verrast door het artikel over te Velde, hoogleraar aan de Universiteit Kampen Broederweg (GKV).

Bezinning is gebrek aan lef. Durf te experimenteren. Dus ook als het gaat om kerkvormen.

Geef mij meer mensen die dat zeggen die ook op dat soort posities zetten.

woensdag 5 september 2007

Fellowship of the Ring

Eindelijk snap ik hem. Ik had natuurlijk al vaker gehoord van de vergelijking van de kerk met de Fellowship of the Ring, maar het drong nooit tot me door. Maar gisteren. Ik denk dat het gaatje naar mijn rechterhersenhelft soms te nauw is of af en toe blokkeert. Hoe dan ook: suddenly it hit home.

Kerk is geen trotse toren in het midden van de stad. Het koninkrijk is er nog niet.

Kerk is geen gemeenschap van gelijkgestemden die elkaar liefhebben.

Kerk is een groep mensen, divers, samengebracht door een doel, dat al hun verschillen overstijgt, het gaat om het leven of de dood, op een risicovolle reis, risicovol vanwege gevaren van buiten en binnenuit, waar ieder elkaar nodig te zijn, uiteindelijk omdat de ander er is (dus niet omdat die persoon opeens precies de juiste gave heeft, maar omdat die persoon is, en dus door de Schepper bedoeld is).

Dat is de Fellowship.

Het ene doel verenigt alle rassen van Midden-Aarde.

De leden van het reisgezelschap hebben hun persoonlijke strijd en eigen doelen. Boromir is nog niet overtuigd van het kwaad en de macht van de ring. Boromir, zoon van de regent van Gondor, onmoet Aragorn, de troonopvolger. Frodo voelt zich aangetrokken en afgestoten door de ring.
Gandalf weet: de tijd van zijn ras is voorbij. Gandalf moet vechten tegen Saruman. Goed en kwaad gemengd blijkt kwaad te zijn.

Het is een onwaarschijnlijk gezelschap. De eenling Gandalf reist in een groep. De hobbits zijn nooit buiten de Gouw geweest. Het zijn kinderen. Elf en dwerg leven in onderling wantrouwen en mijden elkaar op zijn best. Boromir, zoon van de regent van Gondor, onmoet Aragorn, de troonopvolger.

Maar wat gebeurt er? De oude Gandalf blijkt spreuken te kennen die niemand meer wist. De hobbits blijken verrassend taai en brengen lucht in het gezelschap. Tegelijkertijd blijven ze vreselijk naïef en brengt hun onwetendheid de groep in gevaar. Elf en dwerg vinden elkaar. Boromir komt tot inzicht maar het kost hem zijn leven.

Het reisgezelschap is tot elkaar veroordeeld.
Hun doel is zoveel groter, dat ze – voor een tijd –
hun onderlinge conflicten,
hun persoonlijke ambities,
hun vooroordelen bevestigd en in stand gehouden door de geschiedenis
moeten laten rusten. Maar onderweg komen alle conflicten waarop het begin van hun queeste al zinspeelt en die vlak voor het vertrek vergeten lijken te zijn, terug en zullen de reis in gevaar brengen.

En ik vraag me af. Weten wij waar we naar toe op weg zijn? Hebben we een gemeenschappelijk doel? Hoe urgent is het doel voor ons? Wat leidt ons af onderweg? Wat is onze persoonlijke worsteling, onze interne strijd, hoe gaan we ermee om? En ik vraag me af: zijn wij samen op reis?

De pastorale val

In de kerk zorgen mensen voor elkaar. De kerkenraad is er verantwoordelijk voor dat er goed voor elkaar gezorgd wordt. De kerk is er dus voor dat er goed voor anderen en voor mij wordt gezorgd. De kerk is er voor haar leden. Als de kerk niet meer voor mij voldoet - ik ontvang onvoldoende zorg of bevrediging van mijn behoeften - word ik dus lid van een andere kerk.

Dit is de pastorale val. Een kerk die primair zorgt wordt een zorginstelling met clienten. En in deze tijd van marktwerking kun je dan of groeien of krimpen. Maar welk van beiden je ook doet, kerk ben je niet.

De pastorale val bestaat uit twee componenten: de ik-gerichtheid (natuurlijk heel onopvallend opgesteld, want die slaat opeens toe) en de behoeften-bevrediging (da's het kaasje). Als je er eenmaal in vast zit, kom je er bijna niet meer levend uit. En als het lukt, loop je zomaar in de volgende val, want je herkent hem zo moeilijk.

Hoe kun je hieraan levend ontkomen? Dat kost wel wat. Jezus zei: "Wie zijn leven wil behouden zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest omwille van mij en het Koninkrijk, die zal het behouden. Kom, neem je kruis op en volg mij."

Wat is anders? Het is helemaal anders. Niet ik maar Jezus, niet vreten maar volgen, niet wachten maar gaan.

woensdag 29 augustus 2007

Het verhaal van de ooievaar

Het volgende verhaal is afkomstig van Hollenweger (my latest hero); Pentecostal Pastor, schrijver van de geschiedenis van de Pinksterbeweging, secretaris van de sectie Evangelisatie van de Wereldraad van Kerken, hoogleraar missiologie in Birmingham, schrijver van verhalen en vervolgens evangelist door zijn verhalen via het toneel te laten uitvoeren.

Meer van hem weten, lees dan hier een fictief interview.

Once upon a time many children were told that it was the stork that would carry little babies in a blanket wrapped around its beak to its future parents. Remember how Dumbo the elephant was brought to his mother in the animated Walt Disney film? But as time went by the children grew older and soon realized that the story of the stork was just a pretext.

Once upon a time the world was told that Switzerland was a neutral ally during World War II. And the Swiss were told that their national moral integrity was like a beacon of hope to all freedom-loving countries in those dark days of suffering and injustice. Then the almost unspeakable events of the Holocaust happened. Some helped Jews to hide or to escape the menace of National Socialism, some arranged themselves with the enemy. After the war there were upright people that pointed their finger to acts of injustice. But their voices were not taken seriously. Their opinions were drowned. Those that had made deals in the banking and
insurance business hoped that touchy issues would not be raised. Some hoped that the claims of the victims would be silenced by their own eventual death. But as the cold war ended, strategic and political considerations changed or became irrelevant. The veil of protection over Switzerland’s past was lifted. So the Swiss had to learn that neutrality and moral integrity were for some a mere pretext.

Once upon a time the churches were told that theology was to difficult for the common believer to understand, and was therefore only relevant to a few technicians of the “Word”. Some protested and said, “We too have a right to explain to each other the stories we read, and to assess the testimonies we hear.” But these people were quickly silenced and told they could not simplify such important matters and that they did not have the necessary tools to unlock the mysteries of theology. The deans and dons, the dictators of academic privileges hoped that, given time, it would become common knowledge that it would be sufficient for specialists to talk to each other. They hoped that the ordinary believers would resign themselves to uncritical teachings of a few fanciful discussions that the mass media would dish up for the entertainment of the masses.

But the times of the stable status quo changed, the big universities ran into financial trouble and they could no longer afford to maintain an apparatus for their own sake. Suddenly people began to question the meaning of theology - was it just a pretext? One day people from all walks of life began to demonstrate in the large university cities, in Paris, in Oxford, at Yale, in Pretoria, in Seoul and Baguio. They were shouting, “What good is it that we pay taxes for education? Let us close the philosophy and theology faculties if they don’t serve a common purpose. Let’s fire the history professors and the philologists.” At the same time also the people in the slums of Sao Paulo, Mexico City and Johannesburg, even the poor in the barrios of Manila went to the streets to chant and dance to the tune: “We love our God, we love our faith! What is it that you are hiding, what is it.. what is it that you are hiding?”

And so it happened that the university deans, the philosophers and theologians, the men of academic might came together to fathom a possible way out of this dilemma. They all made serious faces, their eyes looked tired and only a few helpless remarks came across their lips. “How can we tell them that it isn’t so easy?” A woman that had brought them coffee overheard that phrase and simply said, “Are you afraid because it isn’t easy? What about my daughter that needs medical attention that I cannot afford. Is that easy? Have you ever thought about the hard times my sister went through since her husband left her alone with four children? We are not afraid about things that aren’t easy. We have learned to look reality into its face.”

There was silence.

A theology professor gained his composure and said, “Well my dear lady, you and many others have hard times, so we did not want to burden you any more, with difficult speeches when you go to church...” The woman interrupted saying, “Yes I do go to church and in my prayers I can talk to God about everything that is so hard to understand. And you know what? I have learned to live with God and the difficult questions. That’s why I am not afraid to ask difficult questions about my faith. God and I have an understanding and I welcome the smallest progress I make. My faith has grown strong whenever I had to struggle in my mind, when I had to fight for the hope in my heart, even my body was strengthened when love did conquer.”

The academicians were somewhat disturbed, for they had nothing to retort. So the woman continued. “And the best thing of all is that God is present in all of this - through the power of his Spirit. Have you ever experienced the power of his leading: the way He meets needs, the way He answers doubts, the way He instills hope?” At that point the woman had to sit down, because she had drained herself of her energies with that impassioned speech.

The professors felt ill at ease. For one reason, because they thought, „We are not talking about the same thing.“ They were thinking about the intricacies of textual criticism, she was apparently talking about the difficulties of social contract. But at the same time, in the back of their thoughts, they also understood her. Again the woman broke the eerie silence saying, “I understand, I do not know Greek or what ever other language you need to know if you want to read the old Bible. I also understand that we need you to tell us what you discovered when you do your studies. But at the same time, we can offer you some help too. We have learned to pray and believe in the hardest of circumstances. We both owe each other something. You owe us your explanations, we owe you our stories.”

With that, the woman stood up, took the plate, picked up the ash trays filled with twisted cigarette butts and fatigued ashes, and left the room.

What do you think, what happened as a result of this encounter?
• Did the professors sigh and retreat to the status quo ante?
• Did the professors invite the lady back for more discussions and start a program for
interested people to get academic training called “Give them a chance!”?
• Did the people demonstrating on the streets start an alternative study program with the help
of sponsors?
• Did you as a hearer of this story start asking questions, dangerous or provocative questions?
If you ask me, I believe it is time that we begin to do theology without assuming that people only
understand tales of the stork, we are called to be theologians and ministers that reckon with the vital power of God’s Spirit and the truth that sets us free. Good theology will always serve the communication and implementation of the Gospel.

Ondankbaar ventje

Soms lees je echt inspirerende en onverwachtse dingen in een boek. Bijvoorbeeld in Verkuyls boek Inleiding in de nieuwere zendingswetenschap op pagina 438 en lees vooral mee tot het einde van deze blog.

Het begint met Verkuyl. Hij schrijft:
`Nooit zal ik vergeten, dat een bekend Indonesisch theoloog, toen hij na het behalen van zijn doctorsgraad aan een westerse universiteit de rijke gemeente verliet die hem gastvrijheid had verleend deze opmerking maakte: “Ik heb nu gedurende enkele jaren het leven en werken van de gemeenteleden in deze rijke satellietstad meegemaakt. Velen in deze gemeenten denken dat zij veel doen voor de kerk als zij hun automatische giro-overschrijving voor de kerk continueren. Maar ik ben er diep van overtuigd, dat straatarme gemeenteleden op Java, die niet in staat zijn veel bij te dragen voor het budget van de plaatselijke kerk, veel meer liefde en toewijding geven dan de leden van zo’n rijke gemeente in een satellietstad van een Europese hoofdstad.” ´
Verkuyl zegt vervolgens: `Ik denk, dat deze doctor ecclesiae gelijk had.´


In de kantlijn had iemand met pen geschreven: ONDANKBAAR VENTJE!
Fantastisch toch. Vooral die laatste twee woorden.

Suriname, het land van God

Vandaag heb ik het Sarnamihuis bezocht. Een museum over de geschiedenis van de Hindoestaanse gemeenschap in Suriname en Nederland. Enthousiaste mensen vertelden me over een stukje geschiedenis waar ik niets van wist.

34.000 Indiers vertrokken tussen 1873 en 1916 per schip uit door hongersnoden getroffen delen van India als contractarbeider naar Suriname. Geronseld omdat de slavernij was afgeschaft. Maar voor deze mensen betekende het ook een kans: vrij van overheersing door landeigenaren en de belofte van een eigen lapje grond lonkte. Zelfs de naam van het land had een magische klank: Suriname klonk al snel als Sri Ram, het land van de god Ram.

Eenvoudigweg Kerk

Een aantal jaren geleden werden Johan ter Beek en ikzelf uitgenodigd bij het Belmont overleg. We mochten er op uitnodiging onze ideeën over kerk presenteren. Kerk was voor ons onderling verbonden kleine gemeenschappen. Zo simpel was het.

Het bleek te vroeg. Praten over de Boodschap en de kloof kon, maar de structuur van de Westerse kerk zelf ter discussie stellen was een brug te ver. Eerst moest Wolfgang Simson nog Huizen die de wereld veranderen publiceren. Ik dook midden in de gevestigde structuur, Johan opende de aanval met leuke en vernieuwende dingen van buiten naar binnen.

En nu, jaren later, doet Floyd McClung, een van de leiders van YWAM en auteur van Het vaderhart van God opnieuw een pleidooi voor de simpele kerk. Nu is het een hoofdartikel in EO Visie geworden. Ook het ND laat zich niet onbetuigd. Tijden veranderen, nu de kerk nog!
Misschien iets voor komend seizoen. Of ben ik te simpel?

dinsdag 14 augustus 2007

Collectieve ervaringen

We vinden het prima om collectief gezegend te worden. Maar, we vinden het onrechtvaardig om collectief gestraft te worden.

donderdag 19 juli 2007

Floyd McClung

Wij willen groot, wij denken big is beautiful, maar of God dat wil valt nog te bezien. Meeks in First Urban Christians en Dunn in zijn commentaar op Romeinen beargumenteren dat de gemeente in Korinte ten tijde van Paulus waarschijnlijk niet uit veel meer dan vijftig mensen heeft bestaan. Dit onder andere op basis van de grootte van de huizen van die tijd. Wanneer Gajus zijn huis voor de hele gemeente van Korinte kan openstellen, zoals Paulus in Romeinen 16:23 schrijft, kan dit – met goede zin – betekenen, dat de hele gemeente van Korinte in zijn huis past. Veel churchgrowthmovement literatuur beargumenteert dat de gemiddelde kerk in de V.S. beperkt wordt door zijn organisatiestructuur. Betere organisatie kan er voor zorgen dat men boven dat glazen plafond van zeventig personen uit kan komen (zeventig leden is geloof ik het gemiddelde wat je steeds weer leest in publicaties). En hier boven uitstijgen betekent dat je aankomt in het cloud cuckoo land van vele kerkgroeiprofeten. De gemeente van Korinte bestond waarschijnlijk uit vijftig mensen... Ze kwamen in ieder geval niet in grotere groepen bijeen... Mag het dan niet groter? Ik geloof niet dat de beperkingen van de huizen ten tijde van Paulus een door God gegeven richtlijn zijn om van daar uit kerkgrootte te maximaliseren. Aan de andere kant relativeert het wel enorm de nadruk op groot. Dit alles plaatst alle gedoe rondom de gemiddelde kerkgrootte in de V.S. wel in perspectief en geeft McClung een historisch precedent.

Onderling verbonden waren de kerkjes rond het jaar 50 wel. Waar in de gereformeerde traditie het ambt volledig binnenkerkelijk gedefinieerd is, lijkt het er op, dat deze in de tijd van Paulus boven- of misschien nog juister tussenkerkelijk waren. Lees Efeziers 4:11-12 maar eens in het licht van wat ik in mijn vorige blog schreef over de gemeentegrootte van die tijd. Alleen deze observatie - het ambt als tussenkerkelijk i.p.v. binnen- of bovenkerkelijk is al heel wat overdenking waard. Het gaat me nu echter om een van de gevolgen van dat tussenkerkelijke ambt: onderlinge verbondenheid. Onderlinge verbondenheid hoort ook tot de kerk, want zij is het lichaam van Christus. Het is ook niet moeilijk om te bedenken wat onderlinge verbondenheid en afhankelijkheid uitwerkt. Het voorkomt raciale, economische en culturele eenzijdigheid, voorkomt mannetjesmakerij, rust toe en bevordert zowel theologische zuiverheid als diversiteit. Ik ben benieuwd hoe McClung dit in zijn pleidooi voor de simpele kerk heeft opgenomen.