donderdag 19 juli 2007

Floyd McClung

Wij willen groot, wij denken big is beautiful, maar of God dat wil valt nog te bezien. Meeks in First Urban Christians en Dunn in zijn commentaar op Romeinen beargumenteren dat de gemeente in Korinte ten tijde van Paulus waarschijnlijk niet uit veel meer dan vijftig mensen heeft bestaan. Dit onder andere op basis van de grootte van de huizen van die tijd. Wanneer Gajus zijn huis voor de hele gemeente van Korinte kan openstellen, zoals Paulus in Romeinen 16:23 schrijft, kan dit – met goede zin – betekenen, dat de hele gemeente van Korinte in zijn huis past. Veel churchgrowthmovement literatuur beargumenteert dat de gemiddelde kerk in de V.S. beperkt wordt door zijn organisatiestructuur. Betere organisatie kan er voor zorgen dat men boven dat glazen plafond van zeventig personen uit kan komen (zeventig leden is geloof ik het gemiddelde wat je steeds weer leest in publicaties). En hier boven uitstijgen betekent dat je aankomt in het cloud cuckoo land van vele kerkgroeiprofeten. De gemeente van Korinte bestond waarschijnlijk uit vijftig mensen... Ze kwamen in ieder geval niet in grotere groepen bijeen... Mag het dan niet groter? Ik geloof niet dat de beperkingen van de huizen ten tijde van Paulus een door God gegeven richtlijn zijn om van daar uit kerkgrootte te maximaliseren. Aan de andere kant relativeert het wel enorm de nadruk op groot. Dit alles plaatst alle gedoe rondom de gemiddelde kerkgrootte in de V.S. wel in perspectief en geeft McClung een historisch precedent.

Onderling verbonden waren de kerkjes rond het jaar 50 wel. Waar in de gereformeerde traditie het ambt volledig binnenkerkelijk gedefinieerd is, lijkt het er op, dat deze in de tijd van Paulus boven- of misschien nog juister tussenkerkelijk waren. Lees Efeziers 4:11-12 maar eens in het licht van wat ik in mijn vorige blog schreef over de gemeentegrootte van die tijd. Alleen deze observatie - het ambt als tussenkerkelijk i.p.v. binnen- of bovenkerkelijk is al heel wat overdenking waard. Het gaat me nu echter om een van de gevolgen van dat tussenkerkelijke ambt: onderlinge verbondenheid. Onderlinge verbondenheid hoort ook tot de kerk, want zij is het lichaam van Christus. Het is ook niet moeilijk om te bedenken wat onderlinge verbondenheid en afhankelijkheid uitwerkt. Het voorkomt raciale, economische en culturele eenzijdigheid, voorkomt mannetjesmakerij, rust toe en bevordert zowel theologische zuiverheid als diversiteit. Ik ben benieuwd hoe McClung dit in zijn pleidooi voor de simpele kerk heeft opgenomen.